Amsterdam Institute for
Addiction Research
Bruggen bouwen tussen wetenschap en praktijk

Stedelijk Chroniciteits Onderzoek

Aanleiding

Tot de jaren ’70 van de vorige eeuw was het in Nederland gebruikelijk dat mensen met een psychiatrische aandoening werden behandeld in grootschalige instituten buiten de stad. Hier ontvingen patiënten 24 uur per dag verzorging en begeleiding, onder het motto ‘rust en regelmaat’.
Vanaf de jaren ’70 groeide de overtuiging dat mensen met een psychiatrische aandoening beter af waren als ze in de eigen regio werden opgenomen, en het liefst zo kort mogelijk. De GGZ zou juist tot doel moeten hebben deze mensen in staat te stellen een zo normaal mogelijk leven te leiden binnen de maatschappij.

De vermoede voordelen van deze deïnstitutionalisering waren: minder restricties leiden mogelijk tot minder agressie; er ontstaat een grotere betrokkenheid bij de behandeling vanuit het netwerk van de patiënten; en er vindt mogelijk een snellere en soepelere (her)integratie van de patiënten in hun oorspronkelijke woonmilieu plaats. Tenslotte: van een grotere maatschappelijke participatie werd een bijdrage verwacht aan het behoud respectievelijk herstel van de geestelijke gezondheid van de (ex-) psychiatrische patiënt. Maar er werden ook nadelen voorzien. Men vreesde onder andere voor overbelasting van het thuismilieu, hoger medicijngebruik, weerstand van de maatschappij en een toenemend beroep op crisisdiensten.

Doel van het onderzoek
Het Bestuurlijk Overleg Amsterdam (BOA) gaf in 2005 de onderzoekssecties van de drie Amsterdamse GGZ-instellingen de opdracht tot een nader onderzoek. De onderzoekers van AMC de Meren, Mentrum en GGZ-Buitenamstel werd allereerst gevraagd de omvang en kenmerken van de
groep chronische Amsterdamse GGZ-patiënten in kaart te brengen en hun gebruik van de acute en niet-acute zorgprogramma’s. Dit onderzoek werd opgezet als een longitudinale cohort-studie, waarin een groep patiënten benaderd is voor deelname in 2005-2006 en opnieuw voor een interview in 2011. Belangrijke thema’s in beide metingen waren: Klachten/symptomatologie, gebruik van middelen en medicatie, behoeften van- en tevredenheid met de zorg, sociale participatie en discriminatie en de verzorging van overlast.

Dr. Liselotte de Mooij

Senior Onderzoeker, Psycholoog

Dr. Martijn Kikkert

Hoofd Onderzoek, Senior Onderzoeker

Prof. Dr. Jack Dekker

Hoogleraar