Preventieve interventies door gokaanbieders bij risicovol gokgedrag: wat zegt de wetenschap?

Het Nederlandse kansspelbeleid verplicht aanbieders om risicovol gokgedrag te signaleren en preventieve interventies in te zetten. Maar hoe stevig is de wetenschappelijke onderbouwing ervan? In een systematisch literatuuronderzoek onderzochten Judith Noijen (Jellinek Preventie en Arkin Onderzoek), Anne Marije Kaag (VU) en Pim Widdershoven (VU) welke preventieve interventies zijn onderzocht en wat bekend is over hun effectiviteit.

Belangrijkste bevindingen
In totaal zijn 13 studies in het onderzoek opgenomen verdeeld over drie type interventies:

  • Gepersonaliseerde feedback
    Interventies die mensen inzicht geven in hun eigen gokgedrag, soms in vergelijking met anderen (normatieve feedback). Deze aanpak lijkt vooral te werken bij mensen met een matig risicoprofiel, mits de feedback duidelijk en begrijpelijk is.
  • Opgelegde gokpauzes
    Korte pauzes (5–15 minuten) na signalering van risicovol gokgedrag kunnen een goksessie tijdelijk onderbreken.
    Langere pauzes (60 minuten) hangen samen met minder inzet en minder stortingen.
  • Informatievoorziening
    Informatie over winkansen of het corrigeren van misvattingen is het meest effectief wanneer deze persoonlijk, normatief en positief-emotioneel wordt aangeboden.
    Persoonlijk (telefonisch) contact werkt beter dan schriftelijke of algemene waarschuwingen.

Beperkingen
De kwaliteit van de studies varieert sterk, de wetenschappelijke onderbouwing is beperkt en de meeste studies zijn door de gokindustrie gefinancierd. Gevonden effecten zijn meestal klein en van korte duur. Langetermijneffecten, effecten bij hoogrisicogroepen en vermindering van gokschade zijn nauwelijks onderzocht.

Aanbevelingen
Ook kleine effecten kunnen bijdragen aan het beperken van gokschade, vooral wanneer interventies breed worden toegepast en onderdeel zijn van een samenhangend pakket aan maatregelen. De auteurs concluderen dat deze interventies waardevolle bouwstenen kunnen zijn binnen een bredere preventiestrategie, maar niet als afdoende oplossing mogen worden gezien. Transparantie over beperkingen en ruimte voor bijsturing op basis van praktijkervaring en aanvullend onafhankelijk onderzoek blijven essentieel.

Lees hier het volledige literatuuronderzoek

Dit onderzoek, in opdracht van ZonMw en de Kansspelautoriteit (Ksa), is uitgevoerd door de Academische Werkplaats Verslaving van Stichting Arkin (afdeling Arkin Onderzoek), in samenwerking met de afdeling Klinische, Neuro- en Ontwikkelingspsychologie van de Vrije Universiteit Amsterdam.