STOP! Revictimisatie
Aanleiding
Posttraumatische stressstoornis (PTSS) gaat gepaard met ernstige beperkingen in sociaal en beroepsmatig functioneren en is komt veelal voor samen met andere psychische stoornissen zoals verslaving en persoonlijkheidsstoornissen (PS). Hoewel het effect van therapie lager is bij PTSS-cliënten met comorbide verslaving of PS, kunnen symptomen van PTSS met succes worden behandeld met evidence-based traumagerichte behandelingen zoals ‘exposure’ en EMDR. Helaas lopen cliënten, die eerder interpersoonlijk geweld hebben meegemaakt, een hoog risico om in de toekomst nieuwe traumatische gebeurtenissen te ervaren, ‘revictimisatie’ genoemd.
PTSS-behandelingen zijn zeer effectief in het behandelen van PTSS-symptomen, maar niet in het voorkomen van revictimisatie. Er zijn nog geen evidence-based interventies beschikbaar om het risico op revictimisatie te verminderen. Om effectieve interventies te ontwikkelen en te implementeren, moeten we begrijpen welke PTSS-patiënten het meeste risico lopen om opnieuw slachtoffer te worden, en waarom.
Eerdere studies hebben gesuggereerd dat individuele psychologische kwetsbaarheden (bijv. moeilijkheden in interpersoonlijke relaties, emotieregulatie, zelfbeschuldiging en schaamte) en behandelingsfactoren (bijv. resterende PTSS-symptomen) het verband tussen eerder slachtofferschap en revictimisatie kunnen mediëren. Er zijn ook aanwijzingen dat hersenactiviteit en connectiviteit in de stress- en executieve netwerken van het brein een rol kunnen spelen. Helaas kunnen de meeste eerdere studies die revictimisatie hebben onderzocht niet worden vertaald naar hoog-risico-populaties, omdat ze werden uitgevoerd in niet-klinische steekproeven. De kennis om te voorspellen bij wie er sprake zal zijn van revictimisatie – en wat beschermende factoren zijn om revictimisatie te voorkomen – ontbreekt dus nog.
Doelstelling van het onderzoek
De doelstelling van het project is primair gericht op 1) het bepalen van risicofactoren en beschermende factoren voor revictimisatie bij cliënten die hersteld zijn van PTSS, en 2) deze te vertalen naar potentiële doelen voor een nieuwe interventie om revictimisatie te voorkomen.
Er worden +/- 450 deelnemers van eerder onderzoek naar de behandeling van PTSS uitgenodigd voor deelname. Er worden focus groepen van +/- 30 cliënten met herstelde PTSS met verslaving en/of PS samengesteld om te onderzoeken wat de behoeftes, wensen en ideeën voor een interventie om revictimisatie te voorkomen.
Dit onderzoek wordt mogelijk gemaakt door een subsidie van het Fonds Slachtofferhulp.
Onderzoeksteam:
- Christin Kuhner
- Dr. Marleen de Waal
- Dr. Kathleen Thomaes
- Prof. Dr. Anneke Goudriaan
TOPA onderzoek
Achtergrond van het onderzoek
Problematisch middelengebruik en Posttraumatische Stressstoornis (PTSS) komt in de klinische praktijk regelmatig voor. Binnen de verslavingszorg voldoet 20%-30% van de patiënten aan een diagnose voor PTSS. Volgens de huidige standaard wordt bij deze patiëntengroep eerst het problematische middelengebruik aangepakt, gevolgd door een behandeling voor traumaverwerking. Er zijn echter aanwijzingen voor een functionele relatie tussen PTSS en middelengebruik. Zo blijkt terugval in middelengebruik vaak gerelateerd te zijn aan PTSS symptomen.
Er bestaan diverse behandelingen voor PTSS. PE, EMDR en ImRs behoren tot de meest effectieve behandelingen en worden veel toegepast in Nederland. Alle drie de behandelingen zijn bewezen effectief bij patiënten met PTSS. Het is echter nog niet duidelijk of deze behandelingen net zo effectief zijn bij patiënten die naast PTSS ook last hebben van een middelen- of gedragsverslaving. Bovendien is het niet bekend of er verschillen zijn in effectiviteit van deze behandelingen en wat het beste moment is om met behandeling voor PTSS te starten. Het doel van dit onderzoek is om daar meer duidelijkheid over te krijgen.
Doel van het onderzoek
Het doel van het TOPA (Treatment Of PTSS and Addiction) onderzoek is uitzoeken of drie verschillende behandelingen PTSS-klachten verminderen bij mensen die last hebben van een PTSS en verslaving. De behandelingen die worden onderzocht zijn: Prolonged Exposure (PE), Eye Movement Desensitization and Reprocessing (EMDR) en Imagery Rescripting (ImRs). Daarnaast zal worden onderzocht of het beter is om de PTSS-behandeling gelijktijdig met de verslavingsbehandeling te geven, of pas na 3 maanden verslavingsbehandeling. Behandeling voor PTSS bestaat uit 12 behandelsessies, gedurende 6 weken (2 sessies per week). Een derde van de deelnemers krijgt PE, een derde krijgt EMDR en een derde krijgt ImRs.
Driekwart van de deelnemers krijgt de PTSS-behandeling tegelijkertijd met de verslavingsbehandeling en een kwart van de proefpersonen krijgt de PTSS behandeling na 3 maanden verslavingsbehandeling. Alle therapeuten die meewerken aan dit onderzoek zijn werkzaam bij Jellinek en zijn in al deze specifieke vormen van PTSS behandeling getraind door gecertificeerde trainers.
Er vinden 4 metingen plaats: bij de start van het onderzoek en follow-ups na 3, 6 en 9 maanden. De metingen bestaan uit een interview van ongeveer 45 minuten en het invullen van een aantal vragenlijsten over psychische klachten, middelengebruik, kwaliteit van leven, omgaan met emoties, interpersoonlijke problemen, slachtofferschap en zorggebruik.
Dit onderzoek is gesloten met voor deelname van nieuwe cliënten, omdat we het benodigde aantal deelnemers hebben bereikt.
Onderzoeksteam:
- Sera Lortye
- Joanne Will
- Dr. Marleen de Waal
- Prof. Dr. Anneke Goudriaan
CSI Addiction: Cognitive Screening in Addiction
Achtergrond van het onderzoek
Ruim een derde van de patiënten met een stoornis in middelengebruik die zich aanmelden voor verslavingsbehandeling, heeft cognitieve stoornissen. Cognitieve stoornissen beïnvloeden het behandelresultaat en voorspellen drop-out. Het vroeg detecteren van cognitieve stoornissen is belangrijk om de behandeling daarop af te kunnen stemmen en zo de kans op een positief behandelresultaat te vergroten en drop-out te verminderen.
Doel van het onderzoek
In dit project wordt onderzocht of vroege detectie van cognitieve stoornissen bijdraagt aan adequate verslavingszorg. Door op verschillende momenten tijdens een verslavingsbehandeling te screenen op cognitieve functiestoornissen kan worden gekeken welk moment en welke cognitieve domeinen meest voorspellend zijn voor behandelresultaat. Met deze gegevens kan in de toekomst de behandeling beter worden geïndiceerd en afgestemd.
Het onderzoek is een samenwerking tussen de Academische Werkplaats Verslaving van Arkin/Jellinek (TOPGGz) en Amsterdam UMC (afdeling Psychiatrie).
Onderzoeksteam:
- Prof. dr. Anneke Goudriaan
- Dr. Thelma Schilt
Dopacon: Onderzoek naar Gokverslaving
Achtergrond van het onderzoek
Gokverslaving is een gedragsverslaving en wordt gekenmerkt door aanhoudend en problematisch gokgedrag. De stoornis wordt gekenmerkt door controle verlies over gokken en risicovolle besluiten maken. De zekerheid die iemand heeft over de besluiten die hij of zij neemt, is belangrijk voor besluitvorming. Zo kan ‘te zeker zijn’ leiden tot risicovolle besluiten, terwijl ‘te onzeker zijn’ kan leiden tot besluiteloos gedrag.
Er zijn aanwijzingen dat de mate van zekerheid in keuzevorming invloed heeft op hoe mensen leren en omgaan met veranderingen. Cognitieve inflexibiliteit (d.w.z. het onvermogen om gedrag aan te passen aan een veranderende omgeving) wordt vaak gevonden bij mensen met een gokstoornis. De openstaande vragen zijn nog hoe zekerheid een rol speelt bij gokverslaving, cognitieve flexibiliteit en wat de rol is van dopaminerge neurotransmissie in deze processen.
Doel van het onderzoek
In dit onderzoek binnen Jellinek, zal het verband tussen individuele verschillen in vertrouwensschatting (gevoelens van “te zeker zijn”), de rol van dopamine en cognitieve inflexibiliteit onderzocht worden. De resultaten van dit onderzoek kunnen aanwijzingen geven of dopaminerge medicatie voor sommige mensen met een gokstoornis (en voor wie) nuttig zou kunnen zijn. Daarnaast zal duidelijk worden of zekerheid een belangrijke factor is in de ernst van gokverslaving en cognitieve flexibiliteit. Uiteindelijk kan er bepaald worden in hoeverre (dopamine gerelateerde) zekerheid en cognitieve flexibiliteit voorspellers zijn voor behandeluitkomst.
Onderzoeksteam:
- Monja Hoven
- Dr. Loes Marquenie
- Dr. Ruth van Holst
- Dr. Judy Luigjes
- Prof. dr. Anneke Goudriaan
Blended Alcohol Depression eHealth (BLADE)
Aanleiding
Overmatig alcoholgebruik en depressie komen vaak samen voor onder jongvolwassenen. Minderen of stoppen met alcoholgebruik kan o.a. een positief effect hebben op zowel de sombere stemming als op de depressiebehandeling. Daarom heeft Arkin i.h.k.v. een door ZonMw gesubsidieerd onderzoek een online programma (Beating the Booze) ontwikkeld voor depressieve jongvolwassenen die zelfstandig willen minderen of stoppen met alcoholgebruik.
Het online programma wordt zelfstandig door onderzoekdeelnemer en gelijktijdig met de reguliere depressiebehandeling (TAU) gevolgd en is zowel beschikbaar als (web-)app (smartphone) en via de website (computer). Het online programma is een zelfhulp en bevat een lichte mate van proces begeleiding (vanuit het onderzoeksteam, niet zorginhoudelijk), de behandelaar heeft geen extra taken m.b.t. het online programma/onderzoek.
Doel van het onderzoek
Via een RCT wordt de effectiviteit van het toevoegen van Beating the Booze (BtB) aan de reguliere depressiebehandeling (TAU) onder jongvolwassenen (18-35 jaar) met overmatig alcoholgebruik en depressie onderzocht.
In totaal includeren we 156 deelnemers, waarvan de helft gerandomiseerd wordt naar de interventie groep (TAU + BtB) en de andere helft naar de controlegroep (alleen TAU). Deelnemers vullen op 4 momenten (start onderzoek, en na 3, 6 en 12 maanden) een online vragenlijst in. Overmatig alcoholgebruik is in dit onderzoek gedefinieerd als een totale AUDIT-score van ≥8 (man) en ≥ 5 (vrouw). De deelnemers zijn geworven via PuntP, Arkin Jeugd & Gezin, Arkin Basis GGZ en via social media.
De Interventie: Beating the Booze
Het online BtB programma is een web-app en daardoor op alle mobiele apparaten (computer, tablet en smartphone) toegankelijk. BtB is ontwikkeld samen met de doelgroep en gebaseerd op CGT/MI en de bewezen effectieve en reeds geïmplementeerde Jellinek Online Zelfhulp Alcohol. Via cliënt focusgroepen is input verzameld over o.a. de inhoud, vorm en lay-out van BtB. Op basis hiervan is de Online Zelfhulp Alcohol aangepast en doorontwikkeld tot BtB.
BtB bestaat uit 6 fases, waarin deelnemers zelfstandig en in eigen tempo via animatievideo’s en korte lees- en invuloefeningen kunnen werken aan hun persoonlijke drinkdoel. Ook bevat het depressie gerelateerde oefeningen (persoonlijke activiteitenlijst samenstellen + dagelijkse stemming/activiteiten bijhouden) en ervaringsverhalen.
Onderzoeksteam:
- Maria Schouten
- Dr. Matthijs Blankers
- Dr. Ruth van Holst
- Prof. dr. Anneke Goudriaan
- Prof. Dr. Jack Dekker
Sekse en Gender in Alcoholverslaving (SEGA)
Achtergrond
Hoewel er steeds meer vrouwen kampen met verslavingsproblematiek, heeft het wetenschappelijk onderzoek naar (de behandeling van) verslaving zich tot op heden vooral op mannen gericht. Daarom weten we maar weinig over de factoren die een rol spelen bij de behandeling van verslaving bij vrouwen. Eerder theoretisch onderzoek suggereert wel dat stress een grotere rol speelt bij vrouwen in terugval in alcoholgebruik, maar er is tot op heden eigenlijk weinig onderzoek dat deze theorie ondersteunt. Onderzoek dat wel is uitgevoerd om
te kijken of er verschillen zijn tussen mannen en vrouwen, heeft vooral onderscheidt gemaakt op basis van geboortegeslacht, maar andere belangrijke factoren zoals bijvoorbeeld iemands genderidentiteit (identificeert iemand zich als man, vrouw, of non-binair) of genderexpressie (heeft iemand veel vrouwelijke, veel mannelijke of zowel mannelijke als vrouwelijke eigenschappen) worden meestal niet mee genomen.
Ook heeft eerder onderzoek zich vooral gericht op factoren die een risico zijn voor terugval in het gebruik van alcohol, maar factoren die juist beschermend kunnen zijn (zoals het ervaren van sociale steun, positieve levensgebeurtenissen en een goede gezondheid) worden vaak over het hoofd gezien.
Doel van het onderzoek
Wij zullen in dit onderzoek kijken naar:
stress-gerelateerde voorspellers voor alcoholgebruik,
subjectieve (hunkering naar alcohol) en fysiologische (hartslag) reactie op het kijken naar afbeeldingen en video’s van alcohol,
belangrijke eigenschappen zoals verslavingsgeschiedenis, ervaren stigma, behandeltevredenheid en ervaren sociale steun.
Meer kennis over sekse- en genderverschillen in beschermende en risicofactoren bij de behandeling van verslaving is cruciaal om uiteindelijke betere en meer gerichtere behandelingen te kunnen geven aan zowel mannen, vrouwen als gender diverse personen.
Onderzoeksteam:
- Dr. Anne Marije Kaag
- Prof. dr. Anneke Goudriaan
Youth in Transition
Achtergrond van het onderzoek
Eind 2017 werd het onderzoek ‘Youth in Transition: Addiction trajectories and profiles’ gehonoreerd door ZonMw. In deze studie onderzoekt het Parnassia Addiction Research Center (PARC) in samenwerking met een groot aantal verslavingszorginstellingen, waaronder Jellinek en Arkin Jeugd & Gezin, het lange termijn beloop – van de adolescentie tot de jongvolwassenheid – van verslaving onder adolescenten in de bevolking.
Dit wordt gedaan op basis van bestaande data uit de Nederlandse TRAILS bevolkingsstudie en in een landelijk representatief cohort van 420 jongeren die in behandeling komen in de verslavingszorg. Deze jongeren worden vier jaar lang na de start van hun behandeling gevolgd. Jongeren en jong-volwassenen worden benaderd voor deelname aan dit onderzoek via Jellinek locaties Jacob Obrechtstraat (Amsterdam) en Arthur van Schendelstraat (Utrecht)
Doel van het onderzoek
In het onderzoek wordt niet alleen gekeken naar het beloop van verslaving, maar ook naar de aanwezigheid van andere psychische stoornissen en naar het sociaal-maatschappelijke functioneren van de jongeren. Daarbij wordt onderzocht welke kenmerken van de jongeren samenhangen met een gunstig of juist ongunstig lange termijn beloop, om op basis daarvan het beloop beter te kunnen voorspellen. Ook wordt onderzocht welke soorten verslavingsbehandelingen bij welke deelgroepen jongeren resulteren in een gunstige lange termijn uitkomst.
De resultaten van het onderzoek zullen een belangrijke bijdrage leveren aan het verbeteren van de vroege herkenning van jongeren met een hoog risico op chronische verslavingsproblemen en aan het ontwikkelen van een meer op individuele jongeren toegesneden behandelaanbod in de verslavingszorg (gepersonaliseerde zorg). Prof. Dr. Anneke Goudriaan coördineert het project binnen Arkin en begeleidt samen met Prof. Dr. Vincent Hendriks promovenda Christina Moska.
Onderzoeksteam:
- Prof. dr. Anneke Goudriaan
De prevalentie en behandeling van verslaving en ADHD
ADHD is een belangrijke risicofactor voor het ontstaan van een verslaving. ADHD komt dan ook vaker voor bij mensen met een verslaving dan in de algemene bevolking (Emmerik-van Oortmerssen et al, 2012). Aangezien schattingen van het vóórkomen van ADHD bij verslaving sterk verschillen, is door middel van een internationale multi-center studie onderzoek gedaan naar de prevalentie van ADHD in diverse landen en onder diverse verslaafde populaties (van de Glind et al, 2014).
Er werden bijna 3600 patiënten in dit onderzoek geïncludeerd; de gemiddelde ADHD prevalentie was 14%. Jellinek heeft ook behandelonderzoek opgezet naar de behandeling van deze doelgroep. Aangezien het effect van medicatie voor ADHD bij patiënten met verslavingsproblematiek wisselend is, en cognitief-gedragstherapeutische (CGT) behandeling voor ADHD effectief is bij volwassen patiënten met ADHD zonder comorbiditeit, hebben onderzoekers en behandelaars van Jellinek een geïntegreerde behandeling ontwikkeld waarin een behandeling met cognitieve gedragstherapie voor ADHD is gecombineerd met een behandeling voor verslaving. Uit de resultaten van dit onderzoek blijkt dat dit nieuwe geïntegreerde behandelprotocol voor verslaving en ADHD effectief is: de ADHD problematiek vermindert bij de gecombineerde behandeling meer.
Onderzoeksteam:
- Dr. Kathelijne van Emmerik-van Oortmerssen
- Dr. Ellen Vedel
- Prof. dr. Wim van den Brink
- Prof. dr. Robert Schroevers
- Prof. dr. Anneke Goudriaan
- Dr. Matthijs Blankers